De dood is niet dood, als het wezen spreekt tot wezenrijk | Deel 1

(Moniek van Pelt) Zingeving krijgt ware diepte als het een brontaal kent die helder weet en die niet gelooft onder een hemel te moeten wonen. Een diepte die in oorspronkelijke ogen tot leven komt om, vrij van de onwezenlijke hysterie der strijd, nooit meer aan het zelf te sterven. Hier is liefde. In ons is het ware woord, als een vrije eigen gevoelde dimensie en los van alle te moeten overkomen lading.

We leven in een experiment. Hoe ik dat weet?   – Ik leef mijn dimensie niet. – Dus ik zal wel ergens dood aan moeten gaan. Te vroeg, zoals gewoonlijk. Geen als, geen maar. Dit is het, om mee te beginnen.

Is het eigenlijk slim dit zo ‘duaal’ op te schrijven? Creëer ik hiermee nu niet net mijn eigen werkelijkheid? Fantoomspiritualiteit, noem ik dit soort vragen. De vragen leiden namelijk tot het enkele doel om in wat ze op aarde ‘twijfel’ en ‘wantrouwen’ noemen te blijven, al dan niet een gradatie lichter in gevoel. Dit is helemaal geen echt begin van het volle leven, slechts afleiding. Ik mag leven niet zien voor wat het is, uit angst dat ik daarmee weleens aan een diepere waarheid van zelf zou kunnen geraken, namelijk die van vertrouwen. Is dat mijn angst, de angst vol ik? Zo lijkt het wel, anders zou ik niet zo bang hoeven zijn gewoon wat woorden neer te zetten als bovenstaande gemarkeerde zin. Vertrouwen is overigens een woord die ik in deze matrix net zo goed tussen aanhalingstekens zou kunnen zetten. Afleiding en misleiding zit het diepst verborgen in dat wat aan schoonheid raakt. Met vertrouwen bedoel ik het wezen laten spreken tot het wezenrijk, in een diep innerrijk besef van eigen kennis, kunde, waarheid en vermogens. Eigen, niet van mij. Dat is iets anders. Slechts het –mij– is onderhevig aan verruiming, bewustzijn is altijd eigen.

Weten is universeel en in oorsprong als geheel complex daadkrachtig. Leven is geen eenmansactie. Het zal echter wel zo voelen in een verhaal waar alle rollen al bepaald zijn door scriptschrijvers, die middels taal en zintuigen waarneming gespleten houden, smal in bereik en klein in verstand. Een verhaal die zich spiegelt in talrijke persoonlijke verhalen waarin ieder ‘zichzelf’ mag leren zijn, mits het gekoppeld blijft aan het grote verhaal; het zogenaamde voorgespiegelde kosmische geheel aan natuur en wetten in bereik. Ik voel mij aldus niet mijn volle zelf en heb het dan te doen met een rijtje wetten, geboden en regels die van hoog tot laag bedacht zijn door deze schrijvers, die mij niet in eigen bereik, maar binnen hun bereik willen hebben en houden. Zij hebben controle over dat eigen, zo lijkt het, ik mag alleen maar in het hologram van mij en jij. En de strijd lijkt geboren. We hebben het er levenslang druk mee, want het past nooit authentiek. Wie vraagt zich dan nog af of het leven zoals velen het ervaren en volgen eigenlijk wel van de woorden tot in de puntjes klopt? En wie wil het ware licht vol eigen ‘bezitten’ en in ruil voor wat? Deze energieruil, zo oogt het mij toe, is niet gelijk aan oorspronkelijk kosmisch bewustzijn die niet aan uitruil doet.

De Ik die mijn dimensie niet leeft, wil zijn ware eigen beweging weer voelen, ongeacht elk ander verhaal, dat op zichzelf prima mag bestaan, alleen niet ter vergelijk. Verruiming dus in het gevoel. Hoe voelt het, om het zelf te dragen in kracht? Of we dat nu herinnering noemen of niet, het leeft onuitwisbaar in mij; de vlam van leven. De poging de mens ervan te verzekeren dat ze compleet overgenomen kan worden, wordt of reeds is door technologie of andere beschavingen of de dood, gaat er voor mij ten diepste over dat mijn angst vol ik ter discussie staat en los van eigen. Zoals ziekte losstaat van heel en leven los van dood. In plaats van heel eigen te mogen kijken en ervaren, splits ik mij op in innerlijk kind, onbewustzijn en hogere zelf binnen een familiaire erfenis aan mogelijkheden. (Blogs innerlijk kind en familie) En wat te denken van de splitsing tussen lichaam, geest, ziel? Wie draagt de verbindende wezenrijkheid van de velden achter deze woorden echt?

Slechts bij de afwezigheid van wakkere bewustzijnsdragers kan puur potentieel tot een infantiel ogend en tijdelijk soort bezit gedegradeerd worden.

En de woorden bouwen immer bruggen om deze verwarring dieper te verankeren, terwijl het lijkt alsof ik in die driehoek aan het ontwarren ben. Zoals het lijkt alsof ik binnenkort een nieuwere aarde gepresenteerd krijg in een hoger licht, terwijl ik juist in de ontkenning op het eigen heel blijf hangen. En mensen blijven hologrammen, als in gebundelde levens-wijsenonwijs-heden, van anderen voor de hunne schuiven in plaats van zelf te gaan staan. Alleen. Het levensheden is Al een.

Het levensheden gaat niet over een moment binnen éénheden, clusters en vervormingen zoals tunnels, het levensheden gaat over een nu die losstaat van het geheel aan matrix, los van scheiding in verstand en hart (en dus de scheiding tussen ik en eigen) en los van schending van ons wezenrijk recht op bestaan. Het ware voelen als een dealiteit,  zonder valsheid van enkel ik in eindig en dood.

Ik herinner mij het eigen wezen, ware kracht. Vrije intelligentie, die geen limiet kent in kleur, gevoel, creatie en denken, geen tunnelvisie, geen overleven ten koste van anderen, en geen machtig heersende dode overgang. Mijn hologram is mij eigen; mijn verhaal, mijn zicht en licht. Het vormt eigen taal, zonder dat het ‘mij’ losstaat van de ander. Een samen in een gevoelswaarde, die veel mensen hier niet eens herkennen als een waarde en veelal wegschrijven als huizende onder of boven de aardse ervaringsmogelijkheid in tijd. In een eigenheid die hier op aarde slechts als moeilijk voor te stellen is, en ingewikkeld. Precies daarom schreef ik eens; het is geen kwestie van tijd, het is een kwestie van samen.

Verdiepend; ware gevoelens en krachtpotentie worden hier in dit experiment voortdurend misleid via woorden en verhalen, die net als het programma zelf slechts kopiëren van een gewenste werkelijkheid. Ze noemen dat in ‘onze’ voor mij tot voor kort zielloos ogende jaren hier op aarde bijvoorbeeld de herinnering van een kind, die nog als onwetende van kennis zou moeten leren om ooit tot (gestuurde) inspiratie te mogen geraken of zoiets als het weten van de ziel. Ik weet dat ik in wezen niet in een kindstadium verkeer, noch in een omlaaggehaalde ‘lager zelf’ stadium die redding van de ziel behoeft. Ik ben die dichtheid niet en laat mij niet langer onder mijn bewuste praten, onder het mom dat ik ‘ooit goed genoeg’ zou kunnen mogen zijn in dit programma. Al oogt het experiment dus wel zo; als een test in een zich herhalende tijdspanne om het geheel aan mens te ontleden en te ontwrichten tot op het bot. De omgekeerde beweging van verlichting en toch..velen noemen het wel zo. Iets met op weg en nieuwe tijd en verlichtende mogelijkheden. En de aarde verschrompelt verder in de waarneming van dit valse licht. Wij zijn ons met velen niet langer bewust van het verlies van daadkracht van het wezen, vurige geestkracht in onszelf die zou zien dat wij niet hoeven wachten op afleiding, in niets en op niets.

Vrij inspireren vanuit de natuurrijke intelligentie van het hart, zonder je iets aan te trekken van de ingevoegde belevingsprogramma’s (de toegepaste frequentie der noodzakelijke emotionele en overzichtelijke balans die ons braaf in het gareel houdt), het mag niet. Ik voel het altijd, als ik dieper duik dan het gevoel dat in dit experiment is toegestaan. Mijn wezensvuur mag niet branden. En het wordt sterker, althans, dat willen ze me doen laten geloven. Mijn observatie wordt gestuurd en ik word geobserveerd in hoe ik daarin reageer, om zo mijn bronbewustzijn verder te verliezen. Ik mag niet vrij kijken en dus ook niet vrij creëren, omdat het verval, de pijn en de inspiratieloze dood mijn biologie angstig zou domineren. Ik had een helderdroom vandaag. Middenin het open veld. Mijn stuk over de dood lag al klaar en ik heb het gewist. Alles wat mij vasthoudt in illusie mag gekeerd. De doorkijk gaat verder dan gisteren en morgen. Daar, ergens los van neurologische tijd en gestuurde eigenheid, begint een Nu die vrij schittert. Een nu die in de matrix nergens echt te bekennen is.

Hier is de liefde. Liefde waar een mens zo naar verlangt. En waar is dat hier dan precies? Ontelbaar zijn de bruggen vol zielenstrijd die aan het woord liefde gekoppeld zijn, maar ik zie de brug naar de vrije vredige werelden nauwelijks tot stand komen. En de mensen praten door. Ze spreken alsof ze weten wat het Nu inhoudt, welk een liefde ze ontberen en de soort verlichting die nodig is. Ze verdelen het idee der zin, ieder zijn eigen levensgrote antwoord op zijn eigen eiland der levensgrote vraag. Kortom, ze leven alsof ze elk moment dood kunnen gaan. Alsof ze alle voorgaande verwarring uiteindelijk zo te boven zullen komen. De velden die aan grote woorden als nu, liefde, licht, tijd, samen, leven, dood gekoppeld zijn echter, die tonen mij iets heel anders. Die toont hoezeer mensen verdeeld zijn geraakt, in vele innerlijke kampementen vol tweedracht en tweestrijd en in de hoop op tweelingziel, licht, (her)nieuw(d) leven (reïncarnatie), weten-schap of god. O, mensen weten wel, ze weten in het zelf ergens heel erg goed hoe wezenrijk ze zijn en zonder uitzondering.

In de gespletenheid van de tijd echter, is die energie er een van velen die vecht om het vooraan, het gelijk en het geluk. De vrede vecht. Liefde is eindig. De ziekte lijdt en Leven gaat dood. Onze vertroebelde gestuurde waarneming laat ons geloven dat dit echt zo is. De aardse bewezen Waarheid is onomkeerbaar en sterft aan zichzelf. De vrede vecht, een schijnbaar onmogelijke gedachte en toch lijkt het te gebeuren. Wat een zin en wat een kou.

Het rijk van zelf en samen, het bronnig wezenrijk, verdwijnt er uit het volle zicht. Daadkracht en strijd gaan niet samen. Strijd en het volle leven gaan niet samen. Leven en dood gaan niet samen. Er is geen samen, daar waar strijd is. Elke overgang hierin is er één om angstig te bevechten, te ontleden, te bevragen en eenzaam aan te lijden. En zo leed ik bijna een halve eeuw aan onaffe verhalen die altijd moeten sterven voor ze in volle bloei hebben gesproken. Hoe vervreemdend. Het heeft gemaakt dat ik me puur ben gaan richten op mijn eigen verhaal, waarin mijn wezen wil gaan staan om zich opnieuw gevoelsmatig te verbinden met mijn kern; de vredige wijdse wereld die niet langer enig aards verstandige uitleg behoeft om zichzelf begrijpelijk en overzichtelijk te maken ten opzichte van iets of iemand. Dan verschijnt er een waarneming die spontaan is, heel en open, één die niet schuwt of volgt. Een blik van daadkracht

En zo wil ik hier graag delen van wat ik werkelijk zie als het gaat om dood. Het zal niet in 1 blog passen, zoals ik niet in de voorgespeelde huidige tijd pas. Niemand trouwens. Als we eens wisten met hoeveel sturing we het zelf (laten) aanzetten tot vernauwing en kadering en tot gestuurde waarneming, we zouden ons in 1 klap wakker schrikken en besluiten daar nooit meer aan te sterven. De herbeleving totaan het gaatje is genadeloos, dienstloos, nutteloos; wezenloos.

Tot het moment dat ik begin te beseffen dat ik zelf een dimensie ben en dat er een heelal aan weten in mij bestaat, ben ik stuurbaar in en dienstbaar aan een leven die niet van mij is, was en wordt in beginsel. Is de vraag waarom ik mij ben kwijtgeraakt belangrijker dan het antwoord? En de schuldige belangrijker dan de pijn van het ineengedoken zijn? Is de liefde sterker dan de haat?  Is de bron verder verborgen dan ikzelf had gekund of gewild? Is buitenaardse kracht sterker dan de binnenaardse? Dit precies zijn de jou te moeten overkomen energieën waar je in overgaat om aan te (blijven) sterven. Dit geeft wel wat verruiming, maar als je naar de velden erachter kijkt die maken dat jij ervan leeft, dan leef je echter geen bewust zijn. Een woord zegt immers niets, zolang je er geen betekenis aan hecht. Betekenis is voeding. Laat je je erdoor inleiden in een ‘hogere’ waarheid die eigenlijk niet ten volle in jou leeft, maar die je nooit in de diepte zelf hebt onderzocht, dan kun je uitgaan van misleiding. Velden zijn zo divers ingericht als een wereld aan verlangen. De velden die verstoren, ontzielen, slaan, beroven en verdoven, maar ook velden die zweren op samen, overbelichten, lokken, de waarheid onderwijzen, de hemel omlaag praten; de ogen aan de blinde en de vleugels aan de lamme, ze hebben energie nodig. Zo simpel is het. En door te geloven in zoiets als moeten sterven binnen en aan  het aardse plaatje geef je je energie eigenlijk al nagenoeg weg.  

Geven en ontvangen, woorden die energie vertegenwoordigen die gehuld zijn in een drab van schuld en schaamte. We mogen niet wantrouwen, we mogen niet schuldig en we schamen ons voor onze onafheid. We zijn het wel en we zijn het niet. Het is maar net hoeveel verruiming je wenst om de bruggen die verleiden tot een eindige of volgzame verbinding te laten voor wat ze zijn en gewoon andersom te lopen; je eigen kant op.

In het levensheden spreekt het wezen tot het wezenrijk. Een godderijke taal zonder tussenkomst van enige vorm van godzelf, die opereert los van alle andere zelven. Zolang we dat niet kunnen waarnemen in ons weten splijten wij in elk verhaal dieper tot de pijn der eindigheid het Al overruled. En de kopie wordt de nieuwe werkelijkheid. Een nieuwe aarde.

moniek

Bron: Moniek van Pelt

Related Articles

Responses