Booms
De woorden van een liefste vriendin maakten nog niet zo lang geleden mijn gevoel zichtbaar van gedragen worden door het natuurrijke in onszelf en om ons heen. Vibraties geven de vaag wezenrijke vormen in mijn ooghoeken, die er altijd al waren, nieuwe kleur. Eén van hen spreekt me toe, hij is als ik, groen vanbinnen en net zoveel zij. Als ik tussen de bomen schrijf vertelt hij me over hen, over de kracht van een blad en de wind die ermee mag spelen. Stemmen vol van wat wij verlangen zouden noemen bij gebrek aan weten, fluisteren door pen en papier heen. Ik vang er een paar, meer niet. Wij zouden het niet begrijpen. Soms is de stilte toegankelijker dan elke vorm van taal. Zo ook nu. Je als mens één weten met alles wat je omringt, is onmogelijk in alle lagen tegelijk. Dat komt doordat in ons hoofd die lagen onderling hun verbinding al niet meer kennen.
Hij mag soms in mijn onbedachte onschuld heel dichtbij komen en dan voel ik mij stralender dan mijn idee van zon. Heel even maar, het is me al snel teveel. Al weet ik niet eens welk deel dat nu zo vindt of waarom. Mijn ogen trillen hevig, net als de lucht, vlak voor mijn oren. Alsof ik, als ik het niet probeer, glimpen opvang van een voller besef van leven. Hij heeft geen aardse naam en zo zijn er meer. Gezichten soms die ik ken van toen ze nog aards mens waren. Wijsheid behoeft geen naam of een stem, in kosmische zin. Hij is als een meedeinende zee vol compassie die je wakker spettert als je wilt ontwaken om grootse dingen te doen, zoals luisteren naar jezelf.
‘Het gaat om het ervaren van leven dat onvoltooid lijkt in alle opzichten, nimmer perfect’, zo fluistert hij me toe. ‘Die vergankelijkheid vol vraagtekens bezit zelf alle antwoorden. Je kunt er heel ingewikkeld over doen, maar alles vindt al plaats in de omringde alwetendheid van het bestaan. In plaats van een eeuwigheid te zoeken in je uiterlijke wereld, mag je gewoon stilstaan bij een bloem. Zie haar blaadjes ontluiken en meedansen met de wind. Meer is er niet. De simpelheid van het bestaan is grenzeloos. Al het andere is begrensd en gecultiveerde schoonheid. Aanraakbaar geluk spiegelt ons de onaanraakbaarheid van de kern in ons hoofd. Het gaat er niet om, vervolgt hij zacht, dat je mijn woorden kunt herhalen of zelfs begrijpt. Het gaat om de vrije wind die je met elk woord in je haar voelt waaien, je buik die zich beroert weet, of je mond die minzaam opkrult. ’
‘Een boom ziet er voor ieder mens anders uit. Al lijken er grote overeenkomsten in hun beschrijvingen ervan, toch kent hij geen vaste vorm, net als de grond waar je op loopt. Je kunt geen schilderij maken van iets dat vaststaat. Je zou niet weten hoe die beweging te maken, als je hem niet al gezien had met je ogen of met je hart. Een mens op aarde die denkt dat hij de beweging is, die al het andere buiten hem in gang zet, kent het beginsel van het alwetend hart niet met zijn handen. Hij heeft een fysiek gevoel van machtig nodig zijn voor de onmondige ik, om tot de mens te mogen geraken. Het is een weg.’
‘De boom zelf heeft overigens geen vaste vorm nodig voor zichzelf. Hij beweegt mee met de omgeving in de levensstroom, op een meer mondiale wijze dat dan mensen die kennen. De vraag die ik bij je voel opkomen is, of die vaste vorm voor de mens dan wel zo nodig is? Ja en nee. Op dit moment, als jij jezelf zou kunnen zien terwijl je schrijft, ben jij niet een vastomlijnd wezen voor jezelf. Voor ons was je dat al nooit, omdat wij dat denken niet zo kennen. Mijn volk weet zich nodig om de verstandelijke menselijke vermogens met het alom gevoelde wonder te laten opgaan. Er zijn verhalen met scenario’s van lang geleden over wie wanneer en waar bijdraagt aan de planeet aarde. Je mag ervan geloven wat je wilt, zo is het met alles. ’
‘Hoe voelt het om boom te zijn dan?’ Ik vraag het in mijn hoofd en dat is genoeg. Ik word emotioneel als ik in een licht zuigende draaiing ineens als een ongelofelijk zachte kern besta, althans, zo beschrijf ik het maar. De stam vertegenwoordigt mijn hart, ik kan het niet anders uitdrukken. En wat een duidelijke stevigheid omarmt mij! Als ik probeer te kijken naar wat ik wereld noem, maar wat heel anders voelt in zijn essentie, zie ik vage vlekken. Het woord zien is meer een vrije vertaling van een schampere poging schimmen in het duister te ontwaren. Hoe meer ik probeer te ontwarren, hoe mistiger het wordt.
‘Kijk met de hele boomessentie’, hoor ik zeggen.
‘Heel. Hoe doe ik dat? ‘
‘Door het niet te proberen, ga je aan je idee van kunnen voorbij.’
Ik geef me over aan de wijsheid van het groter geheel en sta ineens middenin een vlakte die ronddraait om mij heen en verschillende landschappen laat zien. Droogte en woestenij wisselen ijzige stilte en tropische hitte af. Als ik het zou mogen tekenen zou het een wirwar van natuurlijkheid zijn, de weerspiegeling van chaos in onszelf.
‘Ja, jullie noemen dit chaos. Wij weten ons er één mee, dus alles verschijnt een soort van tegelijkertijd in beeld. Vergelijk het met een tunnel waar je zojuist uitrijdt en je je bijna verblindt voelt door het grote zicht alle kanten op.’
Ik probeer mijn ontroering woorden te geven als ik een soort van trilling waarneem. Het lijkt op een fluistering in een totaal andere frequentie als mijn zintuigen gewend zijn.
‘Om de taal te kunnen verstaan die je nu horen wil, zou je veelal een hoeveelheid tijd nodig hebben als mens. De uitdaging zit hem er vooral in, dat je hun taal niet wilt vormen naar jouw idee ervan.’
Ik grinnik in mijzelf. Ik zie mij al een maand of wat zitten bij een boom om één woord te kunnen ontcijferen.
‘Er zijn wel mensen die deze frequentie bewust in zich dragen, hem weten. Jij weet dat schakelen dan vanzelf gaat. Het is bijna niet uit te leggen hoe je je afstemt omdat je natuurrijkheid zich als vanzelf meebeweegt. Vergelijk het met een kunstenaar wie men vraagt hoe hij precies te werk is gegaan. Het is een proces dat aan zijn dagelijkse gedachtegang voorbij gaat.’
Ik vertel hem over mijn droom. Dat ik achteruit vloog over boomtoppen, door te vertrouwen dat hun hoogteverschil mij omhoog liet bewegen en me niet deed botsen.
‘Ja, dat is je in wezen gedragen weten in een ervaring van meebewegen met de tijd, die allen verbindt aan uiterlijke manifestatie. ’
‘En waar is de innerlijke groei mee verbonden?’
‘De innerlijke weg is er een van tijdloosheid die in jouw ogen bestaat bij de gratie van de tijd. Het zichtbare maakt het mogelijk, dat er ook zoiets als een onzichtbare moet zijn. Dit pad belichaamt de terugkeer van de onschuld, die er altijd geweest is. Het is de kern.’
Ik schrik op uit mijn poging deze woorden plek te geven in mij. Mijn ooghoeken trillen van beweging, die zich bij de stammen van talloze bomen aandienen die zich in mijn blikveld begeven. Vormen van leven maken zich los, als was het van mijzelf. Wezens kijken naar mij als ik naar hen, vol bewondering. Ik open mijn armen en ren naar hen toe. Ik wordt omarmd door tijdloosheid in de vorm van puntige oren, grootvormse hoofden, zachte lijven, ritselende blaadjes, amandelvormige ogen, bastige stemgeluiden. Thuis. Ik kan het niet anders omschrijven. Ik huil me leeg. Ik weet achter mij hertvormige gestaltes. Ze zijn met velen dit keer. Eén van hen heeft me al eerder bezocht, toen ik verbleef in een bos diep in het Franse land. Ze liet me destijds een traan zien waarin het hele mensenleven schuilde. Althans, ik beschreef de vorm als een traan. Ik kwam er nooit toe er een verhaal over te schrijven en ik begrijp nu waarom. Ik kon door mijn ingehouden tranen heen de levende symboliek erachter niet ontwaren van zelf heelal zijn en dus vonden de woorden mij niet. Ik adem diep als de rondte naar me reikt. En zachtjes, heel gewoon zo open, stip ik een punt.
Als in een droom lees ik dit….
Terwijl er ontelbare beelden en Voelmomenten door me gaan…
Een herontluiking en warm woordeloos ontroert zijn….
Jaaaa….. roep ik binnen als mij…
Dank je….
Voor deurtjes te schrijven …naar Dit Dat Nu Echt Oneindig…
Boomwezens…… dansend…..zo goud in alle kleuren….
Dank jou……
boomse beelden
bengelen bladenwijzers
berinkelen bellen
beneden boven bemiddelend
bejubelend basta biezonder
believend biemetdie
belangeloos bevrijdend bezoek
bedankt beginnersgeluk
bevoorradend boomse bontgenoten