De roep om je Zelf

het is geen kunst om de kaders in een originele vorm te verpakken en zo de omlijsting tot kunst te verheffen, het is kunst om ons Zelf in wezen als eigen te aanschouwen en onze originele vorm zelf uit te pakken. zelfs al is het niet direct zichtbaar in de buitenwereld.

Het verbeelden van wie wij zijn is ongekend belangrijk in deze tijd. Ik schrijf ongekend, omdat wij de ware Mens in ons werkelijk niet goed meer kennen. En in de illusie van ‘het bekende’ is het ook niet belangrijk. De illusie van het bekende, het normale, daarin wordt ons een beeld voorgeschoteld van wat zelfecht is en van wat zelfbedrog zou zijn. Zo kennen wij, denken we, aards analoog realisme ten opzichte van fantasie en we zullen binnenkort digitaal realisme en digitale fantasie volop stoeiend in het straatbeeld kunnen aanschouwen. De inbeelding in de fantasie-energie is fictie; een vorm van verdichting. Verdichting als woord in de aardse taal ontleedt; het legt zich langs droombeeld en droomland steeds meer open richting onwaarheid. Het verdichtsel is een verhaal, als verzinsel die op een leugen berust. En wat doet de realistische mens met leugens? De overlevering vertelt het ons wel en wij doen het na.

Tot zover het onschuldige fantaseren, het verbeelden mag niet richting een Eigen bronbeelding bewegen. Nergens. Er ligt in wezen een verbod op, om de roep om je Zelf te openen. Bron vanuit overlevering is immers alom allang aanwezig in het mensverhaal, dus niet zeuren om on geduid gemis en vooral Niet dieper schouwen. Het woordenboek begint steeds meer spooksel-mythische achterlijke schimmigheid te spuwen, hoe dieper ik in de taal kijk. Fantasie kent een numerieke betekenis met een begin en een eind. Er ligt, zo spreekt zij, geen samenhang in een verzinsel, geen echte embedding. Oftewel, geen Samen. De voorstelling is beperkt, de mensvormen mogen niet levendig naar voren komen en de waarheid mag niet eens in het midden liggen. Feitelijk hebben wij om onze menswaarheid aanschouwelijk te maken alleen de reële persoonlijkheid in mens, dier en natuur om ons uberhaupt iets voor te kunnen stellen van een eigen wereld. De mens is in zijn hele vorm en diep tot in het etherische vastgebonden aan de historische voorstelling van menszijn. Hij is in een ontleedkundige avatar gestapt met bestemming aarde en denkt dat wat hij ziet ook Aardend is.

Doordat het mensverhaal omkleed is met grote delen fantasie energie (bestempeld als leugen), is het volle leven als het ware niet langer herinnerbaar als echt. De oorsprongrijke betekenis is nagenoeg in zijn geheel verloren gegaan en het eenvoudige kinderlijke samenraapsel is geheel vervormd weergegeven. Vervormd als in omgekeerde omkering. De dood lijkt er waarheid en Leven leugen. De Kracht ontbreekt om onszelf vrij te laten en ons te vrijwaren van dat wat goedt en slecht in ons, dat maar blijft vechten om het zelf in delen te bezien en niet als geheel. Als puur geheel, als kosmisch geheel. En dus moeten we dromen, verlangen, hopen en geloven naar die dag.. dat gevoel.. in dat ene moment. Fantaseren, de kracht van verbeelding, wordt zo ingezet om onszelf te helen langs realisme en te vechten tegen de leugen. Inspiratiekracht en diens ware voeling, het is in dit licht een leugen. Het toont het ultieme gevecht tegen het zelf. De fantasie als energie raakt in deze beknelling niet los en is niet vrij om alle grenzen te verkennen en zich beeldig er dwars doorheen te openen als zijnde dienstbaar aan ons mensen en niets anders dan dat.

De dromen over beter en later, waarom zijn ze zo strak omschreven? Waarom gaan ze altijd over een andere wereld als hier? Misschien omdat in de droom en in het verlangen een waarheid ligt? Een diepe alwetendheid dat wat wij hier noemen nu niet zo heel echt hier is. Anders zouden er geen dromen nodig zijn. Sterker nog, we leven erin, een droom , een illusie die wel spreekt over echt maar zich nergens langer dan een seconde echt toont.

Het mooi, het etherische, het gek, het raar, het ongelofelijk, het aan- en afwezig, het onnatuurlijk en het duister. Het vormt allen tezamen een beeld van wie wij echt zijn. Ook het duister? Ja. Het is niet dat hetgeen duister schijnt, dat wij dit echt zijn, maar daarachter, erin, eronder. Dat schijnsel wat enkel duister Lijkt door te laten, maar dat in de kern geen donker kent. Precies dat onvoorstelbare.. dat  zijn  wij. En we mogen er niet geraken. We mogen onze wezensvrienden van in de hele kosmos aan werkelijkheden niet in onszelf herkennen. En we mogen diens beelden niet tekenen en vrijgeven aan de realiteit, die instant van vorm zou veranderen en dus van betekenis.

Imaginatie kent een grens, hij lijkt er niet en toch is hij er.. overal. Onze verbeelding is voorverbeeld, hoe eigen wij ook denken te zijn. Zo eigen is het niet ons te gedragen als een volgzame mens. Een bang wezen. Imaginatie is niet langer een waarvoorstelling maar een waanvoorstelling. Een hersenschim, gewoon omdat onze hersenen alleen kunnen functioneren in de verbeeldingskracht van een droombeeld. Dat klinkt ingewikkeld en voor de analoge mens is dat ook zo. Ingewikkeld als in niet eigen. Vreemd. Onnatuurrijk.

We zien als we heel goed observeren hoe de taal, directief tot ons sprekend van beeld-in-tijd, duidelijk gevangen geraakt is in een verdonkeremanend soort beeld, in een schaduwtijd, in een afwezigheid van echt. En wat wordt er dan verdonkeremaand als in weggehouden?

We hebben ons te bewegen door de modder, ook wel goo genoemd, die ons steeds verder van ons menszijn af vervormt en misvormt. En daarbij komen de programma’s omhoog die zeggen dat het verboden is, eng of slecht van wat je verbeeldt. Dat je niet normaal bent. Afwijkend. Ja, zelfs gek. En we kunnen het aan, als we beseffen hoe belangrijk ons beeld, onze beeldvorming is en dat hij bijna nergens puur meer gedragen wordt door ons Zelf. En dat de beelden die wij niet uiten zullen verdwijnen in de kopieer en plak machine die enkel digitale uitrol kent en ons kosmische thuis verbergt in de geheime la.

En dan het ware beeld, expressief aanwezig zijn in de vrije vorm. Zonder gehecht te zijn aan elk uiterlijk idee van vorm of van goed of slecht. Beoordeling, het oordeel, is afwezig daar waar het wezen zichtbaar schijnt. Verbeelding kan in wezen dus niet goed of slecht zijn in onze Aanwezendheid, dan zouden we ons wederom bewegen richting een gevangen veld.  Weet je wel hoe intens vreugdevol het is, om je Zelf te zien in een vorm die je eigenheid wel toont? En waar de menselijke persoonlijkheden botsen en wringen, daar vormen de beelden wel een samen. Zo schoon en echt dat je eindelijk begrijpt waarom het voelen van iets missen nooit antwoord kende in een wereld die mist en lijdt. Dat ben je namelijk Zelf. Jouw eigenheid is als een wereld. Je bent Zelf het antwoord op al je vragen, afleidingen en verlangens. De stabilisatie van menszijn is voelbaar als je spreekt in eigen beeld. En woorden die wezenrijk gevoeld worden vormen net zo een beeld.

De kunstelingen..zij hebben het woord. We worden enkel kunstenaars genoemd omdat we bewegen langs de randen, bewegend naar een mogelijkheid van leven. We zijn zelf dat beeld en mogen er dus middenin staan, net als middenin een waarachtige Samen-leving. In onszelf.. en uiteindelijk zal de buitenwereld zich ernaar voegen vanuit kosmische resonantie. Of dit dan de buitenwereld betreft die we nu denken te zien als echt, ik denk van niet.

de mens zal zich verliezen in het oog van te ontdekken ingewikkeldheid die hem techno-logisch zal overschrijven, terwijl zich zal hervinden in zijn herontdekking van zijn eigen mensrijke originaliteit

De roep om jezelf , om pure beeld vorming, is een samenkrachtige roep tot staan en verstaan. Een vrije expressie kent een pure gevoelsuitdrukking los van de zeggingskracht van de superviserende onbescheiden mens. Wees aanwezig, inspireer je een wereld, en wij doen met je mee.

Deze tekst is een bijlage bij de SamenkrachT Pure Beeld Vorming en komt eveneens tot uitdrukking in alle SamenkrachT bijeenkomsten.

Related Articles

Responses