Hoofdstuk 2 of 21
In uitvoering

Zomaar wat vragen

Arjan Bos 28 september 2020

Kijkende naar het kind kom ik telkens weer uit bij de kracht van vrije verbeelding. Bronbeelding.
Ik voel vragen opkomen, die ik in mij niet als vraag beleef. Alleen de buitenwereld blijft maar zoeken naar antwoorden op waarom ze de onderdrukking van het dagelijkse leven op zulk een enorme schaal dienen te aanvaarden. Ze mogen het zelfs geen onderdrukking noemen, zo heerst de gedachte. Verbeeldingskracht zoals er over gesproken wordt en beoefend, kent een bepaalde limiet, een kunstmatig soort grens. Een kunstmatigheid die velen aanvaarden als natuurlijk. Verbeelding, het wordt in ‘vrijheid’ toebedeeld aan kinderen, ze hebben er recht op, maar de grenzen van de menselijke vrijheid zijn er allang bepaald. Van wat ik diep in mij voel, dat gaat voorbij die grenzen. Het raakt aan het echte nieuw. Daar waar geen antwoorden op te bedenken zijn in en met ons hoofd. Een dimensie die menig volwassen mens in verwarring en aan het zoeken brengt. Want als er geen antwoorden zijn in de boeken, waar zijn ze dan? De immense dan houdt de wereld op te bestaan angst drijft de mens voort in volgzaamheid. Ik weet dat ik persoonlijk een niet weter moet zijn en ten diepste een weter ben. Het is waarom ik inspiraties als deze schrijf en deel. Om zichtbaar te maken van wat ik weet. Niet om voor te schrijven of te sturen.

het is in enkel zo dat grote ontdekkingen gedaan zijn vanuit niet- weten, als je voortbouwt op het informatieveld uit een verleden die niet wist
wij zullen ontdekken dat de gedachte dat wij niet-weters moeten zijn ons contact met het ware wezen in ons onmogelijk maakt
tot die al-tijd is het mogelijk ons te bevrijden van de persoonlijke schaamte en schuldgevoelens van het denken die ons faalhartig straft niet te weten
en als de persoonlijkheid valt weet de mens direct weer wie hij is en altijd al geweest

Als creatief denken de basis is zoals men zegt en mijn denk, kijk- en voelmogelijkheden begrensd zijn ingericht, wat kan ik dan nog met een woord als ‘creatie’? Ik krijg niet het gevoel dat ik middels mijn denken een totaal bereik leer kennen aan mogelijkheden. Sterker nog, het denken lijkt ze juist uit te schakelen. Er is een leerschool voor in de plaats gekomen die mij moet vertellen hoe ik mijn leven te leven heb. Kindzijn, de geboorte van een ontwikkelingsweg, lijkt hierin de mens zijn ultieme kunstuiting.

Er wordt hier bijvoorbeeld nauwelijks verbeeldt, dat kind zijn op deze wijze misschien helemaal niet nodig is. Dat ik een vorm van volle wasdom ken, die de mens hier maar volwassen blijft noemen. Waarom is de mens op zijn creatiefst als hij vijf jaar oud is? Wie zegt dat? Waarom stelt dit kind dan eigenlijk de hele dag vragen? En waarom mag de energie die we hier verbeeldingskracht noemen nooit de dood loslaten, nooit echt? Waarom blijven we massaal zo ver weg van het ware beeld, die zich alom levend wil tonen, omdat er van nature nooit iets anders is geweest? Als de mens spreekt van natuurlijk hoor ik altijd weer het woord lijk. Ik lijk niet. En toch is sterven, het proces van ver- en ontbinding mijn natuur. Ze zeggen het.

En waarom zetten we eigenlijk een woord als kracht naast een woord als verbeelding, als er altijd iets tussen deze twee woorden in moet blijven staan?
Als ik in inspiratie nooit naast de inspirator mag staan, waarom spreek ik dan over kracht?
Verbeelding uit alle macht vind ik een betere neerbuigendheid
Elke vorm van creatief denken, die mij laat geloven in mogelijke groei voor iedere mens, wil mij overtuigen van diens gelijk. In mijn akkoord aan het heilige woord geloven zie ik niet verder, voel ik niet dieper dan de opgelegde grens. Deze vorm van creatief denken moet notabene aangeleerd worden door andermans verhalen te bestuderen als geloofwaardig. Of het nu gaat om geschiedkunde, opvoedkunde, onderwijskunde, karakterkunde, geneeskunde, bestuurskunde, milieukunde, volkenkunde of wiskunde; het beoogt allen een toegestane hogere vorm van kunst, die we ons eigen dienen te maken. Mogelijke verbeeldingskracht inbegrepen. Niemand is namelijk slim geboren in deze veronderstelling. We beginnen bij nul, de wortel. Geboren om te leren. Ik moet maar blijven zoeken naar de logische relatie tussen oorzaak en gevolg van een aard die simpel lijkt te binnen, steeds ingewikkelder wordt en elke dag aan complexiteit wint, totaan een stevige vorm van chaos. Het lijkt hierin onmogelijk om mijzelf ooit in te leren kennen.

En wat nu als ik deze aard niet herken als bij me horend? Als ik me erbij in de war gemaakt voel, dom en klein en onhandig, raar en afwijkend en voel dit helemaal niet te zijn? Is deze uitleg van aard misschien slechts bedoeld om me als een objectieve voorspelbaarheid te moeten gedragen, die makkelijk te sturen is? Die mij zegt in- of outsider te zijn terwijl ik beiden niet herken ten diepste? Vervolgens vertelt men mij dat ik er achteraf achter moet komen, dat ik nooit zo voorspelbaar ben geweest en dat dit De legitimering is, om fouten te maken. Het maakt mij menselijk en in het beste geval een genie, die iets te zeggen mag gaan hebben over wet en werkelijkheid.

Een expert bij de gratie van een foutmelding dus. Verwarring zaaien over mijn ware aard; het klinkt mij nogal programmeerbaar in de oren.

Gebruik maken van dat wat aanwezig is en daarop aanvullen, verbeeldt zich als de ware ontwikkeling van zowel mens als technologie, die hiermee hand in hand lijken te lopen. Vernieuwen is hierbij De optie als in het onbekende omarmen door fouten te mogen maken. Dus het onbekende wordt hier in direct lijn gekoppeld aan een fout, een afwijking, een imperfectie. Voel eens in wat de mens hiermee zegt, die dit uitdraagt. Over eindigheid gesproken. In de onderlaag (onbewustzijn, dat wat ons slapend houdt in omkering) staat er eigenlijk; waag je niet aan dat wat onbekend is aan verbeeldingskracht, want je dwaalt af naar onvolmaaktheid. Zoals je nu bent is je leven volmaakt genoeg. Wederom; zoek niet verder, kijk niet dieper.

Om wezenrijk te voelen waar leven over gaat, dien je door de buitenwereld heen te kijken en dat gaat alleen als je in je eigen gevoel voor kern schouwt. Niet waar ze zeggen dat je hart zetelt, nee waar jij weet dat jij in waarheid aanwezig bent.

Dat brengt mij op de volgende vraag; Waarom zijn er in dit licht zo weinig mensen die mij wezenrijk vertellen dat ik, precies zoals ik voel, nooit bij nul begonnen ben, dat ik slimmer ben dan mijn persoonlijkheid kan laten zien in deze simulatie van slimheid versus domheid? Dat ik het goed is om helemaal mijzelf hierin te mogen zijn? Ik begrijp prima dat ik hier niet alles kan laten zien in wie ik voel te zijn. Dat zie ik heel veel mensen om me heen doen, in het akkoord gaan met een onbewustzijn, met een innerlijk kind, met een hogere vorm van zelf. Er lijkt veel aan gelegen dat dit paradigma niet doorbroken wordt. Oftewel : Leren door te kopiëren en er vervolgens op door te borduren. De verbeeldingskracht wordt ingezet om tot in de perfectie en beweging in te voelen en hem vervolgens ook zo uit te voeren. Daarbij is op de weg naar meesterschap vanalles bepalend, zoals de mate van focus tot in één allesomvattend beeld. Alles behalve het los zijn van deze aardse bron van informatie die zich spiegelt als heel. Een spiegel die nooit toestaat dat we een heel beeld voor ogen krijgen. Het toont ons immers altijd het tegenovergestelde als voorwaarde en overbrugging. Hard werken dus. Om geheugen op te rekken in betekenis en uitkomst, om onmogelijke prestaties te vertonen.

Toch voel ik dat dit is wat creatievelingen die voorbij deze matrix kijken doen. Even los zijn. Het onbewustzijn hierin maakt vaak echter dat ze niet los zijn van belangen, waardoor ze in afleiding geraken en het spoor bijster. 

Mijn gevoel voor verbeeldingskracht toont me dat ik elk idee van belang in prestatie heb los te laten. Om daarmee elk idee van bestaande verbeeldingsmogelijkheden los te laten die me meer van hetzelfde geeft in het spel van eindigheid. Pas als ik niet langer voortborduur op al wat lijkt te bestaan middels mijn mentale bereik, die zich in een storende verhouding met het gevoelsbereik toont, dan opent er zich iets in mij. Ik wordt me gewaar van een vrijer veld, tussen de aardse regels door. Een waar gevoel voor hart opent zich in contact. Deze onvoorwaardelijke uitwisseling genaamd Verbinding maakt dat ik beelden zie die ik nooit eerder zag, niet kon zien, of nooit mag zien. Het kent geen denken zoals ik hier geacht wordt te doen. Kun je je voorstellen? Geen denken zoals we hier in ontwikkelingsmodus kennen. Dus geen weg van hoofd naar hart en weer terug. Geen blokkades onderweg, geen stagnerende emoties, geen te overkomen doelen en uitkomsten. Geen lering in fout, weerstand of afwijzing. Het kent de mens niet zoals ik mijzelf hier persoonlijk moet kennen. Geen kind. Geen volwassene. Simpel een mens in wezen. Ontdaan van complexe vraagstukken vol leermethodiek. Het wezen, wat valt daar veel over te zeggen. En wat is het tijd dat mensen weer in de frequentie van ‘vrij’ spreken. We kunnen het allemaal.