echt

(Moniek van Pelt) We hingen over de reling van het balkon. Ik had al vaker met haar gesproken. Dit keer leek er een soort openheid om ons heen te hangen, die maakte dat we elkaar beter dan gisteren konden verstaan. En toch hadden we woorden nodig. Veel woorden. Niet dat het erg was. Ze bleef er rustig onder. Pas toen we het wat langer over buitenzintuigelijke ervaringen hadden, die haar zo fascineerden, ging ze wiebelen. Bijna onmerkbaar, maar ik zag het uit mijn ooghoek. Ongetwijfeld zou het vanbinnen meer dan een beetje tekeergaan. Verdriet. Zou ze dat zelf nog voelen, met al die medicijnen? Ik wist uit ervaring wat heftige medicatie deed met je lichaam en met je geest. Ze nam ze al jaren, zo had ze me verteld. Ze zou nooit meer zonder kunnen. De diagnoses waren te scherp ingesleten. De wereld aan indrukken die haar zo snel deed overspoelen, bijna buiten zichzelf, die heette onder haar naam depressief. Manisch. De buitengewone angst die op zijn hoogtepunt psychotisch klonk, ze zeiden het, werd eerder gedeeld dan begrepen, liever bestreden dan omarmd.

Gevangen in haar illusie van de werkelijkheid, zo spraken anderen. Zij praatten liever over spirituele crisis, aangezwengeld door uitzonderlijke ervaring. En over gemiste kansen, in het onderdrukken ervan. De pillen zouden immers nooit dat volle licht in zicht kunnen geven. Daar was ik het niet zo mee eens. Het immense licht dat zich eens aan mij toonde, scheen door alle pillen heen die ik destijds nam om mijn pijnen te stillen. Die allesbeheersende angst die een mens laat dwalen tussen in en uitgang, tussen vermeende illusie en werkelijkheid, ik kende hem zelf zo goed. Maar de gekte wil niet gek zijn en de ziekte niet ziek. Liever heeft hij zichzelf immer gezocht in het normale, het voorspelbare.

Zij wilde vandaag gewoon haar verhaal doen, zonder onderbreking, dus ik deelde deze gedachten niet met haar. De psychiater had gezegd dat ze gaatjes had. In haar energie en misschien zelfs in haar herinnering. Haar openheid was daardoor oncontroleerbaar groot en moest gedempt. Leven met gaatjes was teveel en dus waren er veel medicijnen nodig. Het gaf haar de rust om haar eenvoud van bestaan te accepteren. De dagelijkse impact diende van een bescheiden level te zijn; overzichtelijk, schoon en geordend. Een teveel aan indrukken bracht haar een chaos aan beelden, waarvan ze er veel niet kon plaatsen. Ze leken uit een andere tijd. Soms liep ze erdoorheen. Een andere keer verschenen ze in haar kamer. Geen gesloten afdeling had ze tegen kunnen houden. En er waren er zoveel meer zoals zij, die deze afdelingen bevolkten alsook daarbuiten. Ja zelfs volop onder zogeheten gewone mensen zonder diagnose.

Ze was er bang van. Heel bang. Waarom wist ze zelf ook niet. Misschien angst om het Zelf te verliezen, overgenomen te worden? Ik bedacht me dat het wisselen van dimensie een ervaring was waar velen naar zochten in zichzelf. En zij wilde er juist vanaf. Het had haar vooral onbegrip opgeleverd, zo sprak haar onzekere ik tussen de regels door. Ze deed niet mee met de rest, de groep werkenden, met een groot sociaal netwerk en een agenda vol afleiding en vermaak. Het kon er gewoonweg niet meer bij, levend aan die door velen beschreven ‘rand van de mallies’. De pillen maakten haar moe en langzaam. Ze was er kilo’s extra door gaan eten. Vijfendertig welteverstaan.

Het maakte niet uit, of de gaatjes toe te schrijven waren aan paranormale gave of aan psychotische waanzin, zo had een arts haar verzekerd. Ze moesten gewoon gedwee aan de kant voor stabiliteit in de gewone werkelijkheid. Ze had het graag anders gewild, iets willen doen met spiritualiteit verzuchtte ze, maar dit was wat ze had en wat ze kende. Veilig. Ze hield stand, al brachten mensen die wilden bekeren of verlichten haar soms uit evenwicht. Gelukkig had ze de hulp die haar richting vaste grond terugvoerde dichtbij in het keukenkastje.

Wat zou ze ons te vertellen hebben als ze niet bang was? De artsen en de bedenkers van de pillen, de labels, waren zij niet net zo bang voor het volle leven, voor zichzelf? Het zelf die langs alle eeuwen een gekke onberekenbare kant deed vermoeden. Een kant die op zijn minst de pressie van het leven droeg; het deel leven die zichzelf in volle omvang leek te zijn vergeten en drukte op de rest.

Ik realiseerde me dat dit haar leven was. Of ze er nu wel of niet bewust voor gekozen had. Dit was haar pad en er ook maar iets van vinden, behalve dat het haar bracht wat ze nodig had, was aanmatigend. Bijna een belediging ook. Hoe kon een mens zonder de exacte ervaring weten van zelf te handelen in zo een situatie. Hoe zou het voelen? Het werd te weinig afgevraagd in het dagelijkse gepraat over het op weg naar persoonlijke focus, passie en kracht. Gepaste afleiding was juist haar grootste geluk, het moment van het tikken van de klok, het gelach op de tv, een praatje met de buurvrouw.

Ik vroeg haar of ze wist waar ze goed in was. Of ze dat kon voelen. Ze vond het moeilijk, omdat er zo vaak in termen van last gesproken werd. Zo had ze haar leven ook ervaren, het was al zo jong begonnen. Je grote openheid voor mensen doet de kinderen en volwassenen uit de buurt allemaal naar je toetrekken. Dat doen ze altijd bij grote harten, die voelen veilig. Ik zei het zacht. Jij hebt de tijd, dacht ik erachteraan. Wie heeft dat nog? De tijd hebben, het maakt een mens zo echt.

Terwijl ze verder sprak over wat haar zoal bezighield merkte ik dat ik, naast de vrouw die ze neerzette, nog een laag van haar voelde. Alsof ik naast een vrouw in een vrouw stond. Het verwonderde me in alle rust; haar moederlijke geaardheid, haar empathische vermogen en haar vredige zachtheid. Onder de woordenbouwsels die haar naam bestendigden, zag ik voor mijn ogen een allerzachtste vorm van liefde ontstaan in de vorm van haar geest. Ik had hier te maken met een wijze vrouw. Ik betrapte me erop dat het in mijn gedachten even raar was dat te voelen. De dogma van collectieve labels en oordelen vol schuld en schaamte klauwde immer naar het beeld van intense helderheid. Het zou er nooit bij kunnen; niet bij haar, noch bij mij. Het gaf me opluchting uit de groef van het denken in ziek, arm of rijk te kunnen stappen. Ik hoefde niks anders voor haar te betekenen dan te luisteren, met mijn hele alles.

Ik had al vaker geschreven over de achterkant van mensen die zo vaak genegeerd wordt. Waarin een heel andere rol zichtbaar wordt die wezenlijk bestaat, ook op dit moment. En juist daar wordt bij haar de liefde voor het leven zichtbaar en de omvangrijke invloed daarvan. Ik hou mijn adem even in. Het is goed, ze is op haar plek om het zelf te doorgronden tot aan die achterkant. Wat een reis, wat een moed. Het soms bijna onherbergzame landschap was bij tijden zo hard gebleken. Rauw. Ik hoorde het aan haar stem. Ze deed het toch maar.

Dat het werkende circuit nooit meer op haar zou kunnen rekenen, zoals iemand haar eens had gezegd, het leek een meest bizarre uitspraak in dit licht. Hoe hadden we toch ooit bedacht dat mensenlevens zo jong mogelijk al op elkaar moesten lijken in orde en in plicht? In haar leven was het nodig gebleken haar eigen lijn en tempo te volgen, zonder een teveel aan boeken en beelden. Bij wijze van uitzondering had het gemogen. Met behoud van pillen, dat wel. En dus slikt ze voor lief en kind, om zichzelf te mogen zijn zover ze durfde. Maar het leven wist wel beter. Ze was geen lelijk eendje, die een smet wierp op bestaan. Dankzij haar bestond het leven echt.

Ging ze het nu wel of niet aan met zichzelf was niet langer een vraag die hier paste, zo voelde ik. Het leven wil gehoord worden in dit verhaal, die in de ontkenning een even sterke waarheid spiegelt als in de overgave. Aan welke kant je stond of opging als mens, was misschien niet zo belangrijk als het leek. Zonder grot geen zon. Het rustige kabbelende leven van vrede kent de idee van levenslang compromissen sluiten ten opzichte van de ultieme vrijheidsdrang om alles uit te leven beiden in zich. De mate van het ontbreken van een diepgaand vertrouwen in het leven bepaalt het tempo waarin de wijzer van links naar rechts tikt. Het vormt de ernst van de labels en de omvang van de klok, die menselijkerwijs spiegelt de tijd soms zo dringend nodig te hebben om zich te herinneren van bestaan dat zichzelf wil uitdrukken.

En elke conditie is een tijdelijke, daar waar dat wat zich uitdrukt wordt bezien als een potentie; de mogelijkheid elke schijnbare onmogelijkheid te overwinnen en de diepe emotionele band met het leven weer te durven voelen. Ik wist het uit ervaring. De mens wil immers boven alles het gevoel kennen om qua vorm en inhoud iets bij te dragen van onsterfelijke waarde. Mijn hart tikte tegen mijn denkbeeldige pen, die immer met me mee reist en luistert. Ik bedankte haar en struikelde naar huis, de ervaring voorzichtig in mijn hand dragend. Het leven wil geschreven zo geleefd.

Bron: moniekvanpelt.nl

Related Articles

Responses