De hallen van Amenti

Ik was in hallen. Hele grote hallen. De energie voelde een soort van schoon, maar het oogde te neutraal. Ik wist niet dat het kon. Zo een onbewogen ogend beeld en toch, neutraliteit voelde ineens zwaar. Zwaarder dan ik kende diep vanbinnen. En dat diepe, het sprak altijd waar. Ik voelde me bekeken al zag ik niemand. Niemand, een raar woord in deze aardse dimensie waarin alles een omgekeerde van een omgekeerde leek. SamenkrachT, het was wat me overeind hield en staand in een zich plots tonende stroom van informatie die, nauwelijks waarneembaar, overduidelijk aan me trok. Dan weer tegen me duwde, dan weer op afstand leek. Kijkend, tastend, zoekend. Het scande mij, het zocht mijn vragen, mijn worsteling, mijn ingang. Gek genoeg leek het ergens op mezelf.

Meespelen, ik had het geleerd. Tot in detail. De school had me er alles over verteld. Het meespel en de offers. Ik stapte naar voren in het ogenschijnlijke niks. De transparantie week. O, ik liep wel rond met een vraag. Dat zeker. Een vraag van kracht echter, opdat ik zou weten. Niet verzanden in het zoveelste antwoord die een nieuwe vraag zou aantikken. Ik ademde diep in. Vragen van kracht konden alleen gesteld worden vanuit een weten. Een voelen wie je bent als echt mens en vanuit een echt thuis.

Inspiratie, je lijkt je te willen moeten gronden in mij. Zeg me, wie ben jij? Ineens stond ik een hal vol wereldse kunst. Tekeningen, schilderijen, etsen, schetsen, oud, nieuw, alles van bekende en onbekende aardse kunstenaars. De ontelbare hoeveelheid kunstwerken langs enorme muren zo voor mijn neus, hoe kon ik dit beschrijven langs tijd in aardse eigenheid? De mens leek gevormd en gedragen in en voortgestuwd door een oneindig aantal kleurrijke beelden, zo zagen mijn ogen. Ik zag heilige paradijselijke beelden, taferelen uit mijn jeugd, kunstige gekte, wijze markeringen achter de beelden of erin. Ik voelde een golf van sentiment omhoog stuwen in mij. Mijn lichaam trilde van traan. Ik hield van deze mens en zijn aarde, die zich dag na nacht probeerde uit te drukken, wachtend, zoekend, smekend om inspiratie. Zo dacht ik. De vreugde, de lichtheid, het verdriet, de pijn, de dood. Het dreef ons, liet ons dobberen, zinken om weer naar adem te happen. Leven. Ik kende het zoals het mij kende, toch? Ik liet me meevoeren dwars door de schilderijen, ik danste met de kleuren, ik zoefde langs grenzen, ik opende me met monden. Ik wiegde met geboorte en ik flirtte met het sterfelijk in alle talen. Ik was zo dicht bij de vrijheid. Zo dicht..bij. Abrupt stopte de dans. Ik wilde spreken over vrij, maar kreeg het woord niet uit mijn mond.

Stop de droom. Mijn stem klonk hol, angstwekkend hol. Tegelijk vulde mijn lijf zich weer met kracht. Stop het, meteen! Ik vraag om kracht. Niet om slaap. Wie ben je? Waar zijn je vrije beelden over leven, over echt leven? Waar! Zonder de alles in slaap wiegende dood. Zonder alle angst. Toon je ware gezicht. Waar is leven vrij van onnatuur en muur. Van ontheemding en macht? Toon me de beelden waarin wij mensen elkaar wezenrijk ontmoeten, waar wij in kracht samenzijn. In vrede. Zonder grenslijnen vol aarde ertussen of beoordeling der vorm. Met mijn armen in de lucht viel mijn mond open. De kleuren, de olie, de verf, het krijt, het liet los van de doeken. De voorheen uiterst kunstzinnige vormen, ze dropen uit elkaar. Vervormden met regelmaat tot onmensgezichten. Sommigen liepen zelfs van het doek, springend van palet naar palet. Het oogde als een met mensenogen niet te overzien bizar schilderij, vol chaos, controle en wanorde. De menselijke zin voor vorm, evenwicht en eenheidszin puttend uit historiek en spiritualiteit, het leek grotendeels uit elkaar te vallen. Het rook ineens naar drank, naar seks, naar drama. Hier en daar bleven stukjes tafereel hangen. Als puzzelstukjes op talloze zichzelf ontrafelende doeken. De meeste doeken echter toonden al snel leeg. Hypnotische leegte waar nieuwe beelden achter lagen, te wachten op een nieuwe ingang, daar waar een mens zou smeken om een moment inspiratie. Omdat hij geloofde dat het hem ter ering zou worden toebedeeld, buiten zijn niet tot kracht in staat zijnde zelf om. Als kruimeltjes brood die de weg zouden wijzen.

Ik kon het voelen. Ik zag midden in het gevoelsbeeld dat uit mij omhoog borrelde het lijden aan het onvermogen tot volle uitdrukking. De strijd van de kunstenaar alom.

Daar stond ik dan. Het leek onvoorstelbaar. Wat een beeld. Vrijheid, het beeld van echte vrijheid leek nagenoeg leeg. De fragmenten die overbleven, velen hielden geen stand in de golf van vervorming die als uit het niets en vol supermacht als een sluier over de doeken trok, net voor de puzzelstukjes elkaar konden vinden. Ik liet mijn blik er razendsnel door de fragmenten heengaan, zonder de gedachte van een persoonlijke blik, om op te slaan wat zo te voelen gewist wilde worden.

En ik was niet alleen. Ineens waren er talloze wezens om mij heen die meekeken. Sommigen van hen kende ik. En allen voelde vertrouwd voorbij elke uitleg over vertrouwen. De hal week uiteen. Handen pakten mijn handen. Ik zag beelden achter de puzzelfragmenten liggen van prachtige mensen in echt land, van krachtige wezens op waardig ogende planeten. Elk beeld was zo vol van bewustzijn, dat ik alleen maar kon hopen dat ik er iets van zou kunnen overdragen in mijn bloesemse bloeigevoel ten tijde van dit schrijven. Ik zag talloze ontmoetingsbeelden van mensen uit vrije velden die hier op aarde plaats hadden gevonden met mensen en nog steeds vonden. Hun kleuren en vormen, hun informatie voelde als een dans van kracht. Hier was leven natuurrijk en echt. De vrede van samen. Ik voelde een diepgolvende energie van zijn door me heen gaan. De energie inspiratie viel los van separatie. Alsof de structuur van een allerheiligst gebouw instortte. Gedachten flitsten door de lucht als donder en bliksem. En toen voelde het alsof de stroom uitviel. En de inspiratie van de zelfweters, het was wat bleef staan, niet op een doek maar trillend in de lucht. Een volle stroom bezieling gaf een heel zicht, niet slechts een stukje ingeving of inzicht. Geen stukjes, geen puzzel. Heel. Het volle beeld toonde zich heel.

Om onszelf te ervaren in echtheid was geen dood nodig. Geen oplossing in een vormloosheid. En geen geloofsemotie die aan het zelf leed. Geen enkel pijl richting andermans weten zou zijn doel in waarheid treffen. De flarden gevoel die me dat vaak hadden gezegd, de taferelen op de aardse schilderijen uitlevend, het was niets vergeleken bij de kracht van dit ware beeld: Helder en in het volle licht.

De muziek. De taal. Dans. Wetenschap. Ik riep het uit in nieuwe herinnering, die van ering en innering, terwijl mijn ogen zochten. Er moesten meer hallen zijn. Net zo snel als dat ik hier terechtkwam stond ik daar en in allen tegelijk. Alsof ik verschillende lijnen tegelijk aanschouwde en in allen stukken gevoel kende. Gevoelsinformatie dat zo lang verborgen had gezeten, wat ik geheim had gehouden. Noten, tonen, klanken, geschriften, tekst en woord, lichamen en hun beweging, ontwerptekeningen, de informatie van de zogenoemde groten der aarde, het hing massaal scheef, hangend in onderbreking, flitsend in stilstand, kwijnend in drama, verloren in beknopte stemmige uitvinding. De vloer lag bezaaid in gebrokenheid der dingen. Emoties gingen in rook op. Flarden beeld knipperden nog. De puzzelstukjes! Als een orkest zoekende naar de dirigent. Een schrijver naar zijn pen. Emotie naar zijn thuis. De dans naar zijn danser. De vinding op zoek naar uit. Ook hier was ik niet alleen. We bouwden met velen het kosmische beeld op van zo even. Middenin de lucht trilde ook hier de atmosfeer hevig, alsof het ware beeld hier niet mocht, niet samen kon zijn. Maar waarheid zou stand houden. Zo was het altijd al geweest. We waren het alleen ten diepste vergeten, wat menszijn echt betekende. En dat we middenin elke chaos konden staan, om het Zelf recht te geven op eeuwig Leven.

De eenheidsmuziek, het weten in alkundigheid, het vrije verhaal, de hele gevoelswereld, de ronde inspiratiedans nooit zonder beweging; het kringelde uit met het ware kunstbeeld en vloog de ruimte in, op vleugels van een enorme vogelachtig wezen die het beeld van Mens-in-wezen meedroeg en verspreidde tot ver binnen en buiten de aarde. Het gevoel voor innerrijk buitenaards leven veranderde in mij. Het opende zich veelmeer voor echte eigenheid, nu alle op gedrongenheid ervan af viel. Mijn thuis was daar. In dat beeld. Ik zocht mezelf en besefte, dat ik mijn huidige programmavorm daar niet zou vinden. Verdriet trok mee en weg. De echte gevoelsvorm opende zich erin. De kracht van waarneming nam toe. Ik voelde vele mensen die in de vrije vlucht van thuis geraakt werden en helder meekeken. De angst week verder uiteen. Beweegkracht kwam op gang, nu de stop eraf ging. De mens zou zich niet verlichten aan onwetendheid of zelfontkenning. En we wisten het weer, middenin de overbrenging. Vele lagen werden zichtbaar, in de openende vibratie van pure klank. Het voelde alsof mijn hele hoofd opzijschoof en dat in mijn groots gevoel voor hart mijn hele aardse hart verdween. De overdracht van bronhart in de meest rijke symbooltaal. De eenheid van muziek toonde zich in een wezensvolle diepte waarvan ik niet wist dat ik het in me had. Ontzag, een schitterend volle indruk, het was wat bleef. En een openheid voor luisterrijk wezensberoerend leven.  De klanken, de vormen, de kleuren, de geuren.. ze werden voor onze ogen langzaam, of was het nu snel, één.

Ik zag de opensprong aankomen. Van alles wat was geweest. En wat ooit echt moest zijn, thuis en vertrouwd. De krachtgolf tikte tegen elke vermeende eenheid aan, om ermee in omarming uit een te spatten. En in de kosmische fontein van leven verdween ik. En al wat hechtte aan dat levensgrote dode echte. Adem. Daar ben je. De springbron onder mijn wezenshuid. Slechts het verhaal van tijd en lijk kent een ..uit.

moniek

Related Articles

Responses